1. Maak de streng klaar
Open de streng door deze voorzichtig los te wikkelen. Leg de streng op een vlakke ondergrond of hang hem over iets, zoals de rugleuning van een stoel. Zorg ervoor dat de draden niet in de war raken en zoek naar het begin en het einde van de streng (deze zijn vaak met een knoopje of een losse draad vastgebonden).
2. Gebruik een wolhaspel (optioneel)
Als je een wolhaspel hebt, plaats dan de streng op de haspel. De haspel houdt de draad op zijn plaats en draait mee terwijl je het bolletje wikkelt, waardoor klitten worden voorkomen. Als je geen haspel hebt, kun je iemand vragen om de streng vast te houden of deze over je knieën of een stoel te hangen.
3. Zoek de uiteinden
Maak de kleine stukjes draad los die de streng bij elkaar houden en zoek de twee uiteinden. Kies een uiteinde om mee te beginnen, bij voorkeur degene die makkelijk loskomt.
4. Begin het bolletje met de hand te wikkelen
Begin met het losjes om je vingers te wikkelen om een kleine kern te vormen. Als je een klein bundeltje hebt, haal het van je vingers en begin de draad om deze kern te wikkelen. Wikkel losjes en draai het bolletje regelmatig zodat het gelijkmatig wordt.
5. Maak een bolletje waarbij je draad ui het midden kunt trekken (optioneel)
Als je een bolletje wilt maken waar je de draad uit het midden kunt trekken, houd dan het uiteinde van de draad in het midden terwijl je daaromheen wikkelt. Zo kun je later de draad uit het midden trekken.
6. Blijf Wikkelen
Blijf de draad om het bolletje wikkelen, draai het bolletje regelmatig om een ronde vorm te maken. Zorg dat de spanning gelijk blijft en trek niet te strak om te voorkomen dat de draad uitrekt.
7. Afronden
Als de hele streng is opgewonden in een bolletje, steek je het buitenste of binnenste uiteinde in het bolletje om het vast te zetten.
En klaar! Je hebt de streng succesvol in een bolletje gewikkeld, klaar om mee te breien of haken!